Rasinformatie
- Land van oorsprong : Slowakije. Meer bepaald uit het Tatra gebergte.
- Datum van publicatie van de originele geldige standaard : 18-08-1965
- FCI standaard nummer : 142
- FCI classificatie: Groep 1 : herdershonden en veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden
- sectie 1 : herdershonden zonder werkproef
- Gebruik:
Dit vloeit voort uit het eeuwenoude gebruik. Een herder en de berghond in de kale hoge berggebieden bewaakten het vee en beschermde ook de huizen. Ze waren vooral gewaardeerd in de Karpaten en het Tatra-gebergte voor het feit dat ze perfect alle weersomstandigheden trotseerden.
- Algemene verschijning :
De Slovenský Čuvač voldoet in type met die van een berghond met een stevig gestel, een imponerend uiterlijk. De Slovenský Čuvač is altijd wit omdat hij hierdoor beter opvalt en de boer beter het verschil zou zien tussen zijn honden en de indringers. Hij is een geduchte tegenstander van wolven en beren.
Hij heeft sterke botten, een levendig temperament en is waakzaam, onverschrokken en alert. Hij is gewend aan het ruwe klimaat van de Slowaakse bergen, in het bijzonder het Tatra gebergte en kan perfect alle weersomstandig-heden aan.
De Slovenský Čuvač heeft een groot aanpassingsvermogen. Als je hem gebruikt als bewaker van het huis of het erf moet je wel voorkomen dat de hond te zelfstandig wordt.
De verklaring van de naam Čuvač is horen en geeft een heel goede beschrijving van zijn waakzaamheid en alert zijn.
- Karakter :
Een geharde, standvastige en leergierige herdershond. Grenzeloos trouw en dapper.
- Hoofd en schedel :
De neus heeft een recht profiel en is bijna de helft van de lengte van het hoofd. Het is tamelijk breed en licht versmallend naar de punt toe. De snuit is zwart. Een matige stop. Krachtige schedel, langwerpig met brede hersenpan. Het voorhoofd is overduidelijk , breed met een flauwe, naar achter lopende groef. De wenkbrauwbogen passen bij de schedel en lopen zijwaarts af. De hoofdkruin is vlak en is ten opzichte van de neusrug licht gebogen.
- Ogen :
De ogen zijn donkerbruin, ovaal van vorm en horizontaal. De blik is scherpzinnig. De oogleden zijn zwart en gesloten. Het bindvlies van de binnenooghoek is donker waardoor het oog aan expressie wint.
- Oren:
De oren zijn hoog aangezet, beweeglijk, matig rond, iets teruggeslagen en tegen het hoofd gedragen als een "V". In rust reikt het oor niet verder dan de mondhoek. De benedenhelft van het oor is korter en fijner behaard.
- Snuit :
De snuit is krachtig, middellang met strakke aanliggende lippen. De mondhoeken zijn gesloten. De slijmvliezen zijn zwart en omranden de mond zonder over te hangen. Krachtige kaken met egale bouw en een volledig schaargebit.
- Hals :
Even lang als het hoofd, recht aangezet en bij opwinding hoog gedragen. Bij reuen zeer krachtig, zonder keelhuid maar met opvallende manen.
- Lichaam:
Een rechte rug. Van gemiddelde lengte en sterk.
- Lendenen :
Matig gebogen. Goed verbonden met het heiligbeen, gespierd en zeer sterk
- Ledematen voorhand :
De voorbenen hebben een rechte plaatsing als zuilen met een goede hoeking van de bovenarm en elleboog. Vooral bij reuen tamelijk hoge poten. Steile en lange schouderbladen. De bovenarm is gespierd en aanliggend aan het lichaam. De onderarm is recht, gespierd en lang. De voormiddelvoet is kort, sterk en matig hellend.
- Voorvoeten :
zijn rond, gebald van vorm met stevige, gewelfde tenen en krachtige nagels. De voet is goed behaard met vlezige zwarte voetzolen.
- Ledematen achterhand:
Billen, samen met de bovenste dijen een gespierd geheel vormen, langwerpig van vorm en van aanzienlijke breedte.
- Knie :
goed gespierd en goed gehoekt
- Hak :
Kort en krachtig. Positie verticaal. Er is geen beperking op de overgang naar het spronggewricht.
- Achtervoeten:
zijn iets langer dan de voorvoeten en de tenen zijn iets sterker en meer gebogen.
- De romp :
de borst is breed. Het borstbeen ligt ter hoogte van het boeggewricht. Borstkas met goed gewelfde ribben. Het borstbeen bevindt zich boven de halve schofthoogte tot net boven de ellebogen. De gewelfde ribben buigen naar achteren toe, iets naar binnen en bieden een uitstekende bescherming aan de buikholte en flanken
- Staart :
De staart is laag aangezet. In rust hangend en reikend tot de hiel. Hij heeft een sigaarvorm, recht en zonder gebogen uiteinde. Tijdens het lopen en bij opwinding wordt hij als een boog over de lendenen gedragen.
- Gangwerk :
Vloeiend, verrassend lichtvoetig en elastisch ondanks zijn krachtige bouw. Hij is wendbaar en snel op elk terrein en in alle weersomstandigheden. Zijn voorkeur gaat voor draf.
- Huid :
omspant het lijf soepel, op de overige delen van het lichaam ligt de huid strak aan . De huid is roze, het zwarte pigment bevindt zich alleen rond de ogen en de snuit waar het samensmelt met het zwarte slijmvlies. De voetzolen zijn ook zwart.
- Vacht:
Dicht en wit van kleur. Een geelachtige schijn is toelaatbaar aan de ooraanzet, doch niet gewenst. Uitgesproken gele vlekken zijn niet toelaatbaar. Met uitzondering van hoofd en ledematen bestaat de vacht uit een dichte, ruige pels, zonder scheiding op de rug met franje aan de staart en de broek. Reuen hebben opvallende manen. De beharing van het hoofd en de ledematen is kort en vlak aanliggend doch aan de achterzijde van de ledematen iets langer. Vanaf de ooraanzet gaat de beharing naar achter toe over in manen. Het dekhaar bedekt de onderwol volledig. Het dekhaar is 5 tot 15cm lang, het sterkst golvend bij de manen, elders minder.
- Kleur :
enkel wit
- schofthoogte:
- reuen → 62 tot 70 cm.
- teven → 59 tot 65 cm.
- Gewicht :
- reuen → 36 tot 44 kg.
- teven → 31 tot 37 kg.
- lengte van het hoofd (gemiddeld) :
- reuen → 25 tot 28 cm.
- teven → 23 tot 26 cm.
- lengte van de schedel :
- reuen → 13 tot 15 cm.
- teven → 12 tot 14 cm.
- Hoogte van het borstbeen :
- reuen → 33 tot 37 cm.
- teven → 30 tot 35 cm.
- Diepte van de borst :
- reuen → 30 tot 34 cm.
- teven → 25 tot 30 cm.
- lengte van het lichaam :
- reuen → 69 tot 76 cm.
- teven → 60 tot 72 cm.
- lengte van de borstkas :
- reuen → 40 tot 47 cm.
- teven → 37 tot 44 cm.
- omvang van de borst achter de schouder :
- reuen → 70 tot 83 cm.
- teven → 68 tot 72 cm.
- Omtrek van de borst aan de drijvende rib :
- reuen → 60 tot 70 cm.
- teven → 56 tot 65 cm.
- hoeking van de gewrichten :
- schoudergewricht → 107 graden
- ellebooggewricht → 145 graden
- heupgewricht → 90 graden
- kniegewricht → 110 graden